dinsdag 5 april 2011



Je zou willen dat er veel over De Lek is geschreven. En dat vele dichters hun ziel en zaligheid op het breed stromend water van deze 2.200 jaar oude rivier hadden losgelaten. Maar dat is niet het geval.
Een ode aan de Lek is onvindbaar en er is ook geen schilder die, net als Willem den Ouden met de Waal, jaren aaneen de rivier trouw is gebleven.
De Lek ligt bij Schoonhoven gewoon de Lek te zijn en hij gedraagt zich alsof dat niets bijzonders is, zoals hij zich ook in de rest van het land – van Wijk bij Duurstede tot Dordrecht – niet opschepperig in gekke bochten wringt.
Het voorstel om te gaan tekenen bij de Lek riep ook niets bijzonders in herinnering.
Het had ook de Maas kunnen zijn, ware het niet dat die wel erg dicht bij huis lag.
Toch werd de Lek op zomerse dagen een toevluchtsoord voor het M3-genootschap waarachter Marjolijn van den Assem, Marenne Terlingen en Marianne Vermeijden schuilgaan.
Als de zon zich aandiende en verplichtingen het lieten afweten, reden we door het groene hart van de randstad naar Lekland.
Een juiste locatie was van groot belang. En dat betekende de lange dijk bij Schoonhoven afsukkelen, net zo lang tot zich een vrije toegang tot de rivieroever aanbood.
Zo’n plek moest dicht bij het water liggen, met veel onbedaarlijk groen en het liefst daar waar de Lek een bocht omslaat, zodat er nog iets in het vooruitzicht lag en boten als het ware de hoek omsloegen.
Niemand hield ons ooit gezelschap. Een genootschap is nu eenmaal een genootschap en dat breid je niet zomaar uit.
Een ieder zocht op zo’n oeverplaats zijn eigen stek. En dan gingen verfkoffers en tekendozen open. Urenlang werd er gezwegen.
Wolkenmassa’s verplaatsten zich, duizenden tonnen vracht gleden van zuid naar noord en vice versa. We keken, en maakten er geen woorden aan vuil, alsof de natuur geen tegenspraak duldde.
Alleen een zwanengezin van vader, moeder en vijf jongen liep af en toe parmantig van een verborgen plasje naar de grote rivier, niet zonder al die Fremdkörper die we waren, in de gaten te houden. De jongen wierpen zich als speelballen in het water. Was er net een tanker gepasseerd dan gingen ze kopje onder door de na-ijlende golfslag.
Het ene lid schilderde met een Chinese penseel in acryl vooral water en wolken, met daartussen de toevallige struiken, bloemen of een welvende oever. Dat gebeurde onstuimig, met een zwier en snelheid die er nu nog van af te lezen is. Wat bewoog en opviel moest met verve, in likken, krullen en hinkstapsprongen tot stilstand worden gebracht.
De ander portretteerde de rivier alsof het de delta van de machtige Yangshe was, met mijlenbreed water, verre lege verten of af en toe een begroeiing die alleen zij kon waarnemen. Ze stoffeerde de oever eigenhandig en wie er getuige van was wist niet beter of de Lek had zich vermomd.
En dan was er het derde lid dat alleen zwart krijt gebruikte omdat ze nog niet aan kleuren toe was. Hortend en stotend moesten bomen en bosschages eraan geloven. Het water lag er wit en onaanraakbaar bij. Bij haar geen druk vaarwater of spiegelend wolkendek alleen het ruisen van de bomen en het gefluister van de planten.
De Lek heeft geduldig en majestueus geposeerd. M3 heeft zich in drie verschillende temperamenten om haar bekommerd. Wat we nu zien is hoe ze is, hoe ze was en hoe ze had kunnen zijn.
Marianne Vermeijden

zondag 3 april 2011